Grensgeval

Nr.285
Column

Er is veel gedoe over de voedselprijzen. In een jaar waarin Albert 2 miljard euro onder de aandeelhouders mocht verdelen. Zijn leverancier Unilever hield zelfs 8 miljard over.
Intussen klagen dat soort fabrikanten doodleuk dat de supermarkten nog niet genoeg betalen, en die vinden dat dan op hun beurt weer van ons. Wij trekken dus maar weer braaf onze portemonnee.

Want dat alles altijd maar duurder wordt, zijn we gewend. In 1976 was de prijs van een liter melk één gulden, in 2020 betaalden we € 0,60 en vandaag ongeveer € 1,10. Ik checkte het nog even door een recept uit de Allerhande van 1997 te bereiden. In dat jaar kostten de ingrediënten voor een Provençaalse boerenschotel slechts € 9,50 (21 gulden), maar ik scande nu toch een slordige € 17,20 bij elkaar (‘Mag ik even in uw tas kijken?’).

Kan ’t goedkoper? Vast wel, want waarom kost een liter cola in Duitsland anders een derde minder dan in Nederland? Het antwoord is: winstbejag van de fabrikanten. Die halen de gekste trucs uit om de supers ervan te weerhouden om over de grens in te kopen. Per land verschillende verpakkingen of volumes, afwijkende gewichten, geen statiegeld terug – verzin ’t maar.
Maar ’t allergekste is dat onze overheid ze in de rug dekt met een eigen truc: een Duits of Frans etiket is hier niet toegestaan. Stel je voor dat wij cola voor bier of wijn aanzien! Nee, die overheid, die is er echt voor ons. Dat weet u toch wel?

Mart