Image

Log in met je account of meld uzelf aan als donateur en krijg toegang tot alle artikelen en achtergrondinformatie op deze website.
Hippocrates schonk ons de uitspraak: ‘Laat voeding uw medicijn zijn’. Hippocrates was de Griekse grondlegger van de westerse geneeskunde en beschouwde voeding als een belangrijk instrument van de arts.
In de loop van de tijd verloor de reguliere medische wereld de beginselen van de Griekse medicus steeds meer uit het oog. Het accent kwam te liggen op medicatie. In de moderne westerse geneeskunde beschouwt men voeding immers niet als medicijn. Toch weet men al eeuwenlang dat bepaalde voedingsmiddelen een genezende werking hebben. In lijn met die wetenschap nemen twee bijzondere voedingsleren, namelijk de orthomoleculaire en de bio-energetische, eerst de voeding onder de loep bij een ziekte. Pas daarna komen eventueel medicijnen om de hoek kijken.
De orthomoleculaire voedingsleer
Bij de orthomoleculaire aanpak gaat het niet om een dieet. Diëten zijn altijd eenzijdig en veelal bedoeld om af te vallen. Daar is niks mis mee, maar gewichtsvermindering zou een logisch gevolg van de inzet van een voedingsleer moeten zijn, als een positief bijeffect. De orthomoleculaire aanpak richt zich, naast de voeding als basis, op de inzet van voedingsnutriënten en andere stoffen – maar dan tevens als medicijn. De orthomoleculaire voedingsleer vindt de aanbevolen minimale dagelijkse hoeveelheden (ADH) voor vitaminen en mineralen, die de Gezondheidsraad ooit heeft vastgesteld, onvoldoende om de gezondheid te dienen. Een duidelijk voorbeeld is vitamine D, waarvan reguliere wetenschappers en ook artsen recentelijk toegaven dat de ADH onvoldoende is. En daarnaast blijkt steeds meer, uit wetenschappelijk onderzoek, dat nutriënten medicinale effecten hebben.
Terug naar de orthomoleculaire aanpak middels de voeding. Een voor de hand liggend ‘menu’ bestaat dan uit:
Kortom: eigenlijk hebben we het over een ‘normale’ lijst met gezonde producten.
Een orthomoleculair menu kent daarentegen zo weinig mogelijk tarwe of andere granen, vlees, koffie en koemelk. En liever helemaal geen industriële en suikerhoudende voeding, of ‘voeding’ waarin transvetten zijn verwerkt zoals in gebak, chips, snacks, margarine of frituur. Een transvet is een chemische verandering van onverzadigde vetzuren. Door verwarming of industriële verwerking worden de vetzuren ‘omgedraaid’. Het lichaam kan de ‘omgedraaide’ structuur moeilijker verwerken; ze verhogen het risico op hart- en vaatziekten.
De aanbevolen minimale dagelijkse hoeveelheden voor vitaminen en mineralen die de Gezondheidsraad ooit heeft vastgesteld, vindt men onvoldoende om de gezondheid te dienen.
De bio-energetische voedingsleer
Deze bijzondere voedingsleer richt zich op de voedingsmiddelen, dus niet op de voedingsstoffen (nutriënten) waar wetenschappers onderzoek naar doen. Ongezonde voeding ‘vervuilt’ ons lichaam en veroorzaakt ziekten. 'Bio-energetisch eten’ bevordert niet alleen de gezondheid in het algemeen, het vermindert of lost ook spijsverteringsklachten op.
Eten volgens de bio-energetische voedingsleer legt een goede basis voor zelfheling. Een gezond gevoed lichaam werkt nu eenmaal efficiënter dan een lichaam dat voortdurend wordt belast. Calorieën spelen in de bio-
energetische voedingsleer nauwelijks een rol van betekenis; alles draait om de soort voeding en de kwaliteit ervan.
Voor de bio-energetische voedingsleer is de plant de basis van alle voedsel. Een rijpe plant bevat veel levenskracht oftewel bio-energie. Dit niet zozeer door de voedingsstoffen die de plant produceert, maar vooral door het opslaan van de energie uit zonlicht.
Voedsel eten is dus eigenlijk het opnemen van bio-energie. Sterker nog: we eten zonlicht. Juist vanwege dit energie-element is het zo belangrijk om verse, bij voorkeur biologische producten te eten: hoe meer bio-energie,
des te beter het lichaam voedingsstoffen kan opnemen.
De bio-energetische voedingsleer raadt om die reden aan om veel en vooral verse groente en vers fruit te eten. Noten, zaden en pitten worden beschouwd als aanvullende voeding.
Maar elk soort voeding kent haar eigen verteringstijd en verteringssappen. Vermijd daarom de combinatie eiwit en koolhydraten, zoals in peulvruchten. Een uitzondering geldt voor groente: dat mag met alles worden gecombineerd.
Spijsvertering
Volgens een onderzoek van het RIVM eet minder dan 10% van de Nederlanders echt gezond, terwijl juist in gezonde voeding een groot deel van de oplossing schuilt voor de meeste spijsverteringsproblemen.
De bio-energetische voedingsleer biedt een serieuze basis voor de bestrijding van die problemen. Een scheiding van eiwitten en koolhydraten is hierbij het uitgangspunt. Waarom scheiden? Vul maar eens een emmer met een copieuze maaltijd, laat het een nachtje staan en dan begrijpt u waar verteringsproblemen zoals oprispingen, winderigheid en een zwaar gevoel vandaan komen. De reden is dat elk voedingsmiddel z’n eigen verteringstijd kent en dat ook de verschillende onderdelen van het spijsverteringsstelsel (mond, maag, twaalfvingerige darm, dikke en dunne darm) hun eigen verteringsproces hebben.
Overigens, de bio-energetische voedingstherapie is niet alleen succesvol bij stoornissen in de spijsvertering, maar ook bij allergieën en diverse chronische aandoeningen.
Eiwit en zuurgraad
Het zuur-base-evenwicht is belangrijk voor de balans in de pH-waarde van het bloed, oftewel de zuurtegraad ervan. Voor het goed functioneren van diverse functies in het lichaam is het van belang om de zuurtegraad van het bloed binnen zeer nauwe grenzen te houden.
Een te hoge zuurtegraad is een belangrijke oorzaak van ziekten. Eiwit, weliswaar noodzakelijk voor de opbouw van weefsels, werkt zuurverhogend en dient daarom met mate geconsumeerd te worden. Diëten op basis van eiwitten zijn mede om die reden niet gezond. Vlees, dat zeer eiwitrijk is, bevat echter nauwelijks bio-energie en zeevis bevat vaak zware metalen. Voor Omega-3-vetzuren behoeft men ook niet per se (vette) vis te eten, want walnoten, lijnzaad(olie) en postelein bevatten ook Omega-3.
Vetten
Vetten (lees: vetzuren) leveren een bijdrage aan de hormoonhuishouding en zijn een oplosmiddel voor de belangrijke vitamines A, D, E en K.
Vetten vormen een verhaal apart. Zo zouden verzadigde vetten ‘slecht’ zijn en onverzadigde ‘goed’. Wetenschappelijk onderzoek echter, heeft de stelling dat verzadigd vet slecht zou zijn al lang weerlegd. Wel is het zo dat wij te veel verzadigde vetten consumeren. De verhouding tussen verzadigd en onverzadigd vet was vroeger ongeveer 2:1, maar is tegenwoordig zo’n 7:1.
Koolhydraten
Daar kunnen we kort over zijn. Ze zijn nodig om arbeid te verrichten, maar een teveel veroorzaakt een te hoge bloedsuikerspiegel met een insulinereactie tot gevolg. Deze reactie kan diabetes type 2 veroorzaken.
Ook wordt een teveel aan koolhydraten omgezet in vet, dat naar de cellen wordt vervoerd.
De bio-energetische voedingsleer raadt aan om koolhydraten te beperken en dat geldt zeker voor de ‘directe suikers’ die niet alleen grote schommelingen veroorzaken in de bloedsuikerspiegel, maar ook de pancreas (leverancier van insuline) ontregelt. Suikervervangers zoals koudgeslagen honing, moutstropen, agavesiroop en stevia verhogen de bloedsuikerspiegel minder dan geraffineerde suiker.
Granen en peulvruchten
Granen zoals tarwe, rogge, gierst, gerst en maïs zijn belastend voor het spijsverteringsstelsel. Ze hebben een lage bio-energie, zijn moeilijk verteerbaar en verzurend, hebben een verslijmende werking en bevatten ongewenste stoffen.
Peulvruchten zijn ook moeilijk verteerbaar, door de grote hoeveelheid eiwit en zetmeel. Een combinatie van granen en peulvruchten moet zoveel mogelijk vermeden worden.
Zuivel
Verse melk van koe, geit of schaap bevat bio-energie, maar aan dit product kleven ook diverse nadelen. Zo kan er een lactose-
intolerantie ontstaan en is het slijmvormend. Ook onttrekt het magnesium aan de botten, die nodig is voor de opname van calcium.
Overigens is een zeer groot deel van de wereldbevolking allergisch voor (koe)melk. Karnemelk, yoghurt, kwark en kaas zijn evenwel melkproducten die een fermentatieproces hebben ondergaan en daardoor ‘goede’ bacteriën bevatten. Daardoor zijn ze beter verteerbaar.
Rauwkost
Hieronder vallen – naast fruit en groente – ook noten, zaden en pitten alsmede de
gefermenteerde melkproducten. Rauwkost bevat meer bio-energie en meer enzymen, eiwit en vitamines dan bewerkt, gekookt en/of gebakken voedsel.
Het spijsverteringsstelsel van de meeste mensen is echter niet meer gewend aan rauw voedsel. Daarom moet het voedingspatroon stapsgewijs aangepast worden; dressing met olie en azijn helpt daarbij.
Tot slot
Te veel (gezond) voedsel eten kan ook ongezond zijn. Op cellulair niveau zijn de stofwisseling en de levensduur onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als er minder brandstof (voedsel) wordt aangevoerd, heeft dat een gunstig kwaliteitseffect op de cellen en worden afval en afgestorven cellen beter opgeruimd.
Daar is iets voor bedacht: wetenschappelijk onderzoek heeft namelijk de gunstige lichamelijke en geestelijke effecten van ‘calorische restrictie’ en ‘intermittent fasting’ aangetoond. Met een calorische restrictie eet men een kwart, soms een derde minder. Intermittent fasting is een vorm van periodiek vasten, bijvoorbeeld tussen acht uur ’s avonds en twaalf uur ’s middags.
Deze twee vormen van ‘minderen’ bieden een extra gezondheidswinst bovenop die van de orthomoleculaire en bio-energetische voedingsleren.
Ben van der Hoff,
publicist gezonde leefstijl en ervaringsdeskundige voeding & sport
hoff@casema.nl
De Duitse biofysicus dr. Fritz-Albert Popp (1938-2018), grondlegger van de biofotonentheorie, toonde de aanwezigheid van ‘lichtdeeltjes’ (biofotonen) aan in alle biologische systemen: in de mens, in planten en in voedsel. Een levende cel straalt vele duizenden lichtdeeltjes per seconde uit; zij zorgen voor de aansturing van de biochemische processen.