Eerst goed luisteren is een kunst, vooral als het om kinderen gaat. Want we zijn geneigd om te snel onze ‘oplossing’ klaar te hebben. In DNUA 272 bracht GZ-psycholoog Anna Blokhuis over dit onderwerp een eerste bijdrage; deze keer het derde deel.
‘Ik weet wat je bedoelt’, zeggen we vaak tegen elkaar. En zeker als het om onze kinderen gaat, denken we snel te weten wat er bedoeld wordt. We geven het kind dan graag meteen antwoord, ervan uitgaande dat onze vooronderstellingen kloppen.
Maar klopt het wel, wat we denken? Vooral bij jonge kinderen is het belangrijk om niet te snel ‘in te vullen’, maar te wachten totdat we zeker weten wat de onderliggende boodschap is.
Een voorbeeld
Andreas is het 4-jarige zoontje van vrienden van mij. Ik ben bij hen op bezoek en er worden voorbereidingen getroffen om samen een wandeling te maken in de omgeving.
Andreas staat al met zijn rugzakje in de gang te wachten. Hij kijkt mij aan en zegt: ‘Ik ben alleen.’ Er schiet van alles door mij heen als ik hem dat hoor zeggen. Waar zijn z’n ouders? Waarom staat hij hier? Ik wil hem troosten en laten weten dat hij niet alleen is, want ik ben er toch voor hem?
Ik weet dat Andreas zich onzeker voelt als zijn ouders niet bij hem in de buurt zijn. Hij is snel angstig en het is daarom helemaal niet gek dat ik denk dat hij mijn hulp en troost nodig heeft. Bovendien hebben 4-jarige kinderen nabijheid nodig, dus is het begrijpelijk dat hij zich alleen voelt. Ik heb de neiging om hem in mijn armen te sluiten en te troosten: ‘Kom maar, ik ben hier, zullen we samen papa en mama zoeken?’
Toch besluit ik om nog even te wachten. Ik weet immers niet zeker of het klopt wat ik denk.
‘Is Andreas alleen?’ vraag ik. Andreas knikt en herhaalt: ‘Ik ben alleen.’ Het valt mij wel op dat hij rustig is, en dat past niet bij een kind dat zich alleen en verlaten voelt. Er valt even een stilte. Dan zegt Andreas: ‘Papa is bij de auto en mama is op de wc.’ Ik snap nog steeds niet wat hij bedoelt en herhaal zijn woorden. ‘Papa is bij de auto en mama is op de wc?’ Hij knikt en roept: ‘Ja, en ik kan alleen!’ Hij lacht en zijn gezicht straalt. Hij is trots.
Even later komt zijn moeder aanlopen. Andreas roept weer: ‘Mama, ik kan alleen!’ Zijn moeder geeft hem een knuffel en zegt: ‘Ja, jij kunt alleen en dat is heel knap van jou!’ Ze vertelt dat Andreas nu voor het eerst op de gang durfde te wachten toen zij naar het toilet ging. Voorheen wilde hij altijd met haar mee, vooral als ze ergens op bezoek waren.
Wat ik aanvankelijk dacht, blijkt dus niet te kloppen. Andreas voelde zich helemaal niet alleen. Hij was er juist trots op, dat hij alleen kon zijn. Omdat ik zijn woorden herhaalde en bleef luisteren, kreeg hij de tijd om informatie toe te voegen: ‘Ik kan alleen.’ Door daarna nog even te wachten en de stilte niet op te vullen met nieuwe vragen, ging hij nog meer vertellen: ‘Papa is bij de auto en mama is op de wc.’ Op die manier werd langzamerhand duidelijk wat hij bedoelde.
Anders luisteren
Mijn manier van reageren in het bovenstaande voorbeeld is afkomstig uit de Hou-Je-Kop-Erbij-methode.
Het is een methode die je leert op een andere manier te luisteren dan gebruikelijk is.
Door niet meteen inhoudelijk te reageren op de boodschap van het kind, maar door eerst zijn woorden te herhalen, nodig je het kind uit om meer te vertellen. Je brengt het dan niet in de war door jouw suggesties en invullingen.
Dit vraagt om een andere basishouding van de luisteraar. We zijn namelijk geneigd om meteen te reageren op grond van de gedachten en gevoelens die bij onszelf naar boven komen. We gaan vragen stellen of – nog erger – ‘oplossingen’ bedenken. Stiltes vinden we ongemakkelijk, we willen het tempo erin houden. Toch blijkt in de praktijk dat een kind zich meer gehoord en begrepen voelt als we niet meteen op de inhoud reageren, maar eerst checken wat de onderliggende boodschap is. Het gaat erom dat we leren ‘onze kop te houden’, oftewel ons niet te laten leiden door alles wat er in ons eigen hoofd naar boven komt. Het is belangrijk om goed op het kind af te stemmen, dus ‘onze kop erbij’ te houden.
Met een verkeerde basishouding beoordelen we dus vaak te snel of iets leuk of niet leuk is.
We lopen dan echter de kans dat we de plank misslaan en de verbinding met de ander kwijtraken. Als je het verhaal van de ander echt wilt horen, is de Hou-Je-Kop-Erbij-methode een belangrijk hulpmiddel. Het helpt je, om bij het verhaal van de ander te blijven en het niet voor hem of haar in te vullen. Dat geldt zowel voor het contact met volwassenen als met kinderen.
Drie elementen
De basishouding van de Hou-Je-Kop-Erbij-methode bestaat uit drie elementen: dom zijn, lui zijn en dakloos zijn. Het is uiteraard niet de bedoeling dat je echt dom doet, lui bent of geen woonadres hebt. Het gaat erom dat je de dingen doet die daarbij horen.
Metaforen voor dom, lui en dakloos zijn de volgende drie dieren: de kakapo, de luiaard en de naaktslak.
Als je je gedraagt alsof je dom, lui en dakloos bent, kunnen de eerdergenoemde gesprekken heel anders verlopen:
Anita: ‘We zijn het afgelopen jaar niet met vakantie geweest.’
Karin: ‘Niet met vakantie geweest...?’
Anita: ‘Nee, en dat is ons heel goed bevallen! We kwamen eindelijk eens toe aan onszelf!’
Peter: ‘Ik ga verhuizen.’
Jeanet: ‘Je gaat verhuizen. Hoe is dat voor jou?’
Peter: ‘Ik vind het vreselijk, wat zal ik mijn vertrouwde omgeving missen. Maar ja, het is niet anders.’
Jeanet: ‘Het is niet anders…?’
Peter: ‘Ik heb een andere baan en ik moet daarom wel verhuizen.’
Door in gesprekken dom, lui en dakloos te zijn, zal er heel andere informatie naar boven komen en kan er meer contact en verbinding ontstaan.
Anna Blokhuis, GZ-psycholoog,
coach en trainer
blokhuisanna@gmail.com
De Hou-Je-Kop-Erbij-methode is een manier van luisteren die ontwikkeld is door Anna Blokhuis en Jan Boudewijn. De methode staat beschreven in het boek Hou je Kop… erbij!
De methode leert ons om een andere basishouding aan te nemen. Een basishouding die de ander stimuleert om zijn of haar verhaal te mogen vertellen. Echt luisteren lijkt gemakkelijk, maar blijkt moeilijk in de praktijk. Als iemand iets vertelt, wordt zijn verhaal vaak snel door de ander overgenomen. ‘Oh ja, daar ben ik ook geweest.’ Of: ‘O, dat heb ik ook meegemaakt.’
De verteller stopt dan meestal met zijn verhaal, de eventuele onderliggende boodschap komt niet naar boven.
We reageren vaak te snel op elkaar omdat we menen te weten wat de ander bedoelt en koppelen daar vaak ook nog een oordeel aan.
Anita: ‘We zijn het afgelopen jaar niet met vakantie geweest.’
Karin: ‘O wat naar voor jullie!’
Peter: ‘Ik ga verhuizen.’
Jeanet: ‘O wat leuk!’
Dom: je bent zo dom als de kakapo, een soort papegaai die bekend staat als het domste dier ter wereld. Je gedraagt je alsof je dom bent. Je stopt met het invullen van wat de ander bedoelt. Je vult dus niet in, je blijft luisteren en je stelt vragen.
Lui: je bent zo lui als de luiaard, die bekend staat als het dier dat de hele dag aan een tak hangt en het grootste deel van de tijd doorbrengt met eten en slapen. Je neemt de tijd, er mogen stiltes vallen. Je past je aan bij het tempo van de ander.
Dakloos: je bent dakloos zoals de naaktslak, waarvan we weten dat hij geen huis heeft. Hij hoeft dus nergens naar toe. Er moet niets, er zijn geen vaste structuren. Je hebt geen oordeel en je gaat niet meteen oplossingen bedenken.