Bewijs
Als heel, heel veel mensen baat hebben bij een therapievorm, dan ‘werkt’ het kennelijk. Omgekeerd geldt dit uitgangspunt natuurlijk ook: als niemand er baat bij heeft, werkt het niet. In het vakjargon van de complementaire gezondheidszorg is er dan een practice based evidence. De reguliere wereld denkt er anders over: een bewijs moet via onderzoek worden geleverd, vooraf. Dus voordat een therapievorm wordt toegepast.
Waarom vertel ik dit? Omdat deze richtingenstrijd onlangs weer flink oplaaide. Katja Schuurman – wie kent ’r niet – had namelijk een lans gebroken voor een truffel, een soort paddo. In de media werd ze vervolgens als een moderne gifmengster weggezet. ‘Toch had ik er veel baat bij’, vertelde Katja. ‘Maar wel heel sterk verdund hoor!’
Gewoon een tinctuurtje dus. Voor de gemiddelde lezer van ons magazine is zoiets geen hocuspocus. De medicinale toepassing van hetgeen de natuur ons schenkt, is sinds mensenheugenis business as usual.
Zo niet voor een aantal verslavingszorginstanties, die moord en brand schreeuwden. Wat ik daar interessant aan vond, was hun redenering: ’Nog niet onderzocht, niet bewezen, dus gevaarlijk, die truffels!’
Katja diende hen van repliek door het 'opvallend’ te noemen dat diezelfde instanties zich stil houden zodra het gaat over alcohol. Bewezen schadelijk immers. En dat niet alleen door onderzoek, maar juist en vooral in de praktijk. 'I rest my case', zou een advocaat dan zeggen.
Mart